Het Monument voor alle gevallenen 1940 – 1945 is ontstaan naar aanleiding van een prijsvraag, uitgeschreven door het op 16 mei 1945 opgerichte Comité tot Oprichting Gedenkteken Rotterdam. Geen van de inzendingen voldeed, waarna de Nederlandse Kring van Beeldhouwers op eigen initiatief enkele beeldhouwers naar voren schoof, onder wie Mari Andriessen. Hij had een grote reputatie opgebouwd met beelden die naar het verzet verwezen, zoals De Dokwerker (1952) in Amsterdam, en kreeg in 1953 de opdracht. Andriessen maakte, na zijn verblijf in Rotterdam om de sfeer te proeven, een ontwerp van een beeldengroep bestaande uit een vrouw en twee mannen. In een later stadium voegde hij nog een kind toe om het geheel dynamischer te maken. De vier figuren belichamen heden, verleden en toekomst: het verdriet om het verleden krijgt vorm in het gebogen hoofd van de vrouw, het kind verzinnebeeldt het wordende leven, de man in het midden deelt het verdriet van de vrouw, maar heeft tegelijk zijn arm om de man, die de toekomst tegemoet treedt en met de spade in de hand klaar is voor de wederopbouw. Het beeld is strategisch geplaatst, tussen het oude Stadhuis en de nieuwbouw van de Lijnbaan. Op de sokkel zijn de woorden ‘Sterker door strijd’ te lezen. Wilhelmina sprak deze woorden na haar terugkeer uit Engeland en Rotterdam heeft ze als devies in haar stadswapen opgenomen. Op de andere zijde staat een gedicht dat Clara Eggink bij het beeld schreef: “Het werk des daags vraagt om een gave mens. Men moet de ramp om zijn herstel vergeten. Zoals de zwerm der meeuwen op uw havens, onafwendbaar keert de levensdrift. Toch stoelt uw welvaart tevens ‘t ontijdig graf van die nu van geen opbouw weten. Gedenk dees onherstelbaarheid – dan zal uw nageslacht zijn brood in vrijheid eten.” Dit beeld vormt samen met De verwoeste stadvan Ossip Zadkine en Ongebroken verzet van Hubert van Lith een ensemble rondom de oorlog en het verzet. Prinses Wilhelmina onthulde het beeld op 4 mei 1957. Voor meer informatie: Sculpture International Rotterdam.
Mari Andriessen (Haarlem, 1897 – 1979) studeerde in 1923 af aan de Rijksacademie in Amsterdam. Hij maakte reliëfs met Bijbelse voorstellingen, vlak en gestileerd. In de tweede helft van de jaren dertig kreeg Andriessen andere opdrachtgevers en begon hij zijn beelden te modelleren, zodat ruimtelijke sculpturen ontstonden. De gebaren en de lichaamshoudingen van zijn beelden, die voornamelijk mensfiguren zijn, werden steeds uitgesprokener. Andriessen zat in het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Daarom werd hem gevraagd monumenten ter nagedachtenis aan de slachtoffers. Hij maakte onder andere de Dokwerker in 1952 te Amsterdam.
Het Monument voor alle gevallenen 1940 – 1945 is ontstaan naar aanleiding van een prijsvraag, uitgeschreven door het op 16 mei 1945 opgerichte Comité tot Oprichting Gedenkteken Rotterdam. Geen van de inzendingen voldeed, waarna de Nederlandse Kring van Beeldhouwers op eigen initiatief enkele beeldhouwers naar voren schoof, onder wie Mari Andriessen. Hij had een grote reputatie opgebouwd met beelden die naar het verzet verwezen, zoals De Dokwerker (1952) in Amsterdam, en kreeg in 1953 de opdracht. Andriessen maakte, na zijn verblijf in Rotterdam om de sfeer te proeven, een ontwerp van een beeldengroep bestaande uit een vrouw en twee mannen. In een later stadium voegde hij nog een kind toe om het geheel dynamischer te maken. De vier figuren belichamen heden, verleden en toekomst: het verdriet om het verleden krijgt vorm in het gebogen hoofd van de vrouw, het kind verzinnebeeldt het wordende leven, de man in het midden deelt het verdriet van de vrouw, maar heeft tegelijk zijn arm om de man, die de toekomst tegemoet treedt en met de spade in de hand klaar is voor de wederopbouw. Het beeld is strategisch geplaatst, tussen het oude Stadhuis en de nieuwbouw van de Lijnbaan. Op de sokkel zijn de woorden ‘Sterker door strijd’ te lezen. Wilhelmina sprak deze woorden na haar terugkeer uit Engeland en Rotterdam heeft ze als devies in haar stadswapen opgenomen. Op de andere zijde staat een gedicht dat Clara Eggink bij het beeld schreef: “Het werk des daags vraagt om een gave mens. Men moet de ramp om zijn herstel vergeten. Zoals de zwerm der meeuwen op uw havens, onafwendbaar keert de levensdrift. Toch stoelt uw welvaart tevens ‘t ontijdig graf van die nu van geen opbouw weten. Gedenk dees onherstelbaarheid – dan zal uw nageslacht zijn brood in vrijheid eten.” Dit beeld vormt samen met De verwoeste stadvan Ossip Zadkine en Ongebroken verzet van Hubert van Lith een ensemble rondom de oorlog en het verzet. Prinses Wilhelmina onthulde het beeld op 4 mei 1957. Voor meer informatie: Sculpture International Rotterdam.
Mari Andriessen (Haarlem, 1897 – 1979) studeerde in 1923 af aan de Rijksacademie in Amsterdam. Hij maakte reliëfs met Bijbelse voorstellingen, vlak en gestileerd. In de tweede helft van de jaren dertig kreeg Andriessen andere opdrachtgevers en begon hij zijn beelden te modelleren, zodat ruimtelijke sculpturen ontstonden. De gebaren en de lichaamshoudingen van zijn beelden, die voornamelijk mensfiguren zijn, werden steeds uitgesprokener. Andriessen zat in het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Daarom werd hem gevraagd monumenten ter nagedachtenis aan de slachtoffers. Hij maakte onder andere de Dokwerker in 1952 te Amsterdam.