In 1969 kreeg beeldend kunstenaar Hans Petri opdracht om voor de Erasmus Universiteit Rotterdam, toen nog Nederlandse Economische Hogeschool geheten, een beeldengroep te ontwerpen. Petri dankte deze opdracht hoogstwaarschijnlijk aan Cornelis Elffers, een van de architecten van het complex. Elffers was een goede huisvriend van Petri’s vader en bouwde vooral tijdens de wederopbouwperiode na de oorlog veel in Rotterdam. In die jaren was het niet ongebruikelijk dat architecten en beeldend kunstenaars bij een goede onderlinge synergie een samenwerking afsloten die meerdere opdrachten meeging. In 1970 leverde Petri dit titelloze kunstwerk op dat al gauw een bijnaam kreeg: ‘de eieren van Petri’. Petri wilde met dit ontwerp een extra plek voor het welzijn van de student op de campus creëren. Zoekend naar een manier om met kunst menselijkheid terug te brengen in de gebouwde omgeving vol grote betonnen massa’s, ontstond het idee voor de ronde vormen. Het werk bestond uit tien grote keien, allemaal iets anders van vorm, die op of naast een plateau stonden dat op zijn beurt in de vijver lag aan de Burgemeester Oudlaan, de toenmalige hoofdingang. Naast de strenge rij nog jonge boompjes aan het kaarsrechte fietspad was het kunstwerk opvallend rond en organisch. De keien, de eilanden van landschapsarchitect Boer en het gebouw met de aula werd later samen als geheel uitgeroepen tot monument. De keien vormden binnen dat geheel een soort archaïsch landschap. Want al werden ze eieren genoemd, het waren zwerfkeien die Petri’s inspiratie vormden. Dat heeft een symbolische reden: er werd zoveel gehaast gebouwd, maar de natuur heeft zijn eigen tijd – traag en voor de eeuwigheid. Voor de zwerfkei. Net als in de natuur, verschilde elke kei net iets in formaat en vorm. Ook de kleur en huid verschilde van steen tot steen. Petri wilde het werk graag in graniet of natuursteen maken, maar daar was geen geld voor. Hij voerde het werk uit in een hypermodern materiaal voor toen: spuitbeton. Het kunstbudget voor de keien bedroeg 80.000 gulden. Dat geld kwam uit de percentageregeling: rijksgelden voor kunst bij bouwprojecten. Door weer, wind en zure regen was het werk zodanig aangetast dat restauratie noodzakelijk was. In 1988 kreeg het werk na vele discussies en oplopende emoties een nieuwe laag witte mortel. Maar in 2003 ontdekt men dat er een veel groter probleem in de kern van de keien sluimert. Het metaal in de kernen was nat geworden en gaan roesten, waarna het beton ging scheuren. Vocht uit de vijver speelde daar ook een rol bij, net als biologische groei in de keien en alpenvorming. Er werd grondig gerapporteerd en gestudeerd, maar het werk kon niet lang meer meegaan. Ook zou de campus op de schop gaan wegens geplande nieuwbouw, waarbij de omgeving van het werk zou verdwijnen. Het idee om hoogwaardige replica’s te maken voor een eventuele nieuwe locatie werd afgewezen door de weduwe van Petri. In het voorjaar van 2011 werd er daarom door de universiteit afscheid genomen van een van haar meest geliefde kunstwerken. Het werk werd vernietigd. (Bron: Sandra Smets, Tegen de rechtlijnigheid, omgevingsontwerp ‘de eieren’ van Hans Petri, Rotterdam, 2011).
Hans Petri (Weerselo, 1919 – Dordrecht, 1996) doorloopt de Rotterdamse kunstacademie, waarna hij als graficus en beeldhouwer werkt. Hij krijgt vanaf de wederopbouw veel opdrachten voor de openbare ruimte, vooral in Dordrecht en Rotterdam maar ook elders in het land. Hij werkte vooral in steen, later soms in beton. Na vrijstaande plastieken en reliëfs te hebben gemaakt, is hij actief geweest als omgevingsontwerper, waarbij zijn ‘eieren’ bij de Erasmus Universiteit een belangrijk voorbeeld waren. Deze, en andere werken, zijn gesloopt, verschillende andere resteren nog in de openbare ruimte. In 2001 kreeg hij postuum een grote overzichtstentoonstelling in het Dordrechts Museum.
In 1969 kreeg beeldend kunstenaar Hans Petri opdracht om voor de Erasmus Universiteit Rotterdam, toen nog Nederlandse Economische Hogeschool geheten, een beeldengroep te ontwerpen. Petri dankte deze opdracht hoogstwaarschijnlijk aan Cornelis Elffers, een van de architecten van het complex. Elffers was een goede huisvriend van Petri’s vader en bouwde vooral tijdens de wederopbouwperiode na de oorlog veel in Rotterdam. In die jaren was het niet ongebruikelijk dat architecten en beeldend kunstenaars bij een goede onderlinge synergie een samenwerking afsloten die meerdere opdrachten meeging. In 1970 leverde Petri dit titelloze kunstwerk op dat al gauw een bijnaam kreeg: ‘de eieren van Petri’. Petri wilde met dit ontwerp een extra plek voor het welzijn van de student op de campus creëren. Zoekend naar een manier om met kunst menselijkheid terug te brengen in de gebouwde omgeving vol grote betonnen massa’s, ontstond het idee voor de ronde vormen. Het werk bestond uit tien grote keien, allemaal iets anders van vorm, die op of naast een plateau stonden dat op zijn beurt in de vijver lag aan de Burgemeester Oudlaan, de toenmalige hoofdingang. Naast de strenge rij nog jonge boompjes aan het kaarsrechte fietspad was het kunstwerk opvallend rond en organisch. De keien, de eilanden van landschapsarchitect Boer en het gebouw met de aula werd later samen als geheel uitgeroepen tot monument. De keien vormden binnen dat geheel een soort archaïsch landschap. Want al werden ze eieren genoemd, het waren zwerfkeien die Petri’s inspiratie vormden. Dat heeft een symbolische reden: er werd zoveel gehaast gebouwd, maar de natuur heeft zijn eigen tijd – traag en voor de eeuwigheid. Voor de zwerfkei. Net als in de natuur, verschilde elke kei net iets in formaat en vorm. Ook de kleur en huid verschilde van steen tot steen. Petri wilde het werk graag in graniet of natuursteen maken, maar daar was geen geld voor. Hij voerde het werk uit in een hypermodern materiaal voor toen: spuitbeton. Het kunstbudget voor de keien bedroeg 80.000 gulden. Dat geld kwam uit de percentageregeling: rijksgelden voor kunst bij bouwprojecten. Door weer, wind en zure regen was het werk zodanig aangetast dat restauratie noodzakelijk was. In 1988 kreeg het werk na vele discussies en oplopende emoties een nieuwe laag witte mortel. Maar in 2003 ontdekt men dat er een veel groter probleem in de kern van de keien sluimert. Het metaal in de kernen was nat geworden en gaan roesten, waarna het beton ging scheuren. Vocht uit de vijver speelde daar ook een rol bij, net als biologische groei in de keien en alpenvorming. Er werd grondig gerapporteerd en gestudeerd, maar het werk kon niet lang meer meegaan. Ook zou de campus op de schop gaan wegens geplande nieuwbouw, waarbij de omgeving van het werk zou verdwijnen. Het idee om hoogwaardige replica’s te maken voor een eventuele nieuwe locatie werd afgewezen door de weduwe van Petri. In het voorjaar van 2011 werd er daarom door de universiteit afscheid genomen van een van haar meest geliefde kunstwerken. Het werk werd vernietigd. (Bron: Sandra Smets, Tegen de rechtlijnigheid, omgevingsontwerp ‘de eieren’ van Hans Petri, Rotterdam, 2011).
Hans Petri (Weerselo, 1919 – Dordrecht, 1996) doorloopt de Rotterdamse kunstacademie, waarna hij als graficus en beeldhouwer werkt. Hij krijgt vanaf de wederopbouw veel opdrachten voor de openbare ruimte, vooral in Dordrecht en Rotterdam maar ook elders in het land. Hij werkte vooral in steen, later soms in beton. Na vrijstaande plastieken en reliëfs te hebben gemaakt, is hij actief geweest als omgevingsontwerper, waarbij zijn ‘eieren’ bij de Erasmus Universiteit een belangrijk voorbeeld waren. Deze, en andere werken, zijn gesloopt, verschillende andere resteren nog in de openbare ruimte. In 2001 kreeg hij postuum een grote overzichtstentoonstelling in het Dordrechts Museum.