Met ingang van het cursusjaar 1957 – 1958 ging voor de Koningin Wilhelmina Kweekschool, een opleiding tot onderwijsgevende, een lang gekoesterde wens in vervulling. Er werd in het hart van de stad een nieuw gebouw betrokken. Ruim dertig jaar was de opleiding gevestigd geweest in een patriciërswoning aan het Haringvliet 84, maar de cursus in september 1957 startte in een gebouw aan de Binnenrotte 85 waarin aan de eisen die toen aan het opleidingsonderwijs werden gesteld, was voldaan. De ligging van het schoolgebouw was gunstig in het hart van de stad, naast de Laurenskerk, tussen de Hoogstraat en Meent en op een steenworp afstand van de Coolsingel en station Blaak. Per openbaar vervoer was de locatie gemakkelijk te bereiken en dat was van belang omdat een aantal kwekelingen soms uit de verre omgeving van Rotterdam kwam. De architectuur van het gebouw was zeker niet opvallend, eerder sober (de oorlog was nog niet zo erg lang verleden tijd), maar aan de eisen die gesteld werden in de Kweekschoolwet van 1952 was ruimschoots voldaan. Er was een goed ingericht handvaardigheidslokaal, een tekenzaal, een praktisch ingericht natuurkundelokaal en een gymzaal. Op de bovenste verdieping was een ruime aula met een verhoogd toneel en achter het toneel waren kleedkamers en natuurlijk waren er gewone leslokalen. Het jaar 1957 was om nog een reden gedenkwaardig: het was vijftig jaar geleden dat de Koningin Wilhelmina Kweekschool was opgericht en was gestart aan de Tuinstraat. De Bond van Oudleerlingen wilde dit heugelijke feit niet ongemerkt voorbij laten gaan en begon een inzamelingsactie om in het nieuwe gebouw een pijporgel te realiseren in de aula. Samen zingen in de aula met aan het orgel Piet van den Kerkhoff of Bram Sintnicolaas, de muziekdocenten, werd als een na te streven ideaal gezien. Maar de realisering van zo’n orgel was financieel te hoog gegrepen, bleek al gauw. De Bond van Oudleerlingen wilde uiteraard de binnengekomen donaties wel aan de school besteden. Die kans deed zich voor toen in 1962 wegens nijpend ruimtegebrek er twee lokalen werden bijgebouwd. Het bestuur der “Vereniging tot Stichting en Instandhouding van een Christelijke Kweekschool voor Rotterdam en Omstreken ter opleiding van Onderwijzers en Onderwijzeressen” achtte het gewenst dat op een blinde muur van de aanbouw een decoratieve versiering zou worden aangebracht. Het bestuur van de Bond van Oudleerlingen stelde toen voor het geldbedrag aan te wenden dat bij het vijftigjarig bestaan van de school was verworven en nog steeds niet besteed was, omdat de realisering van een pijporgel in de aula ongeveer het vijfvoud bedroeg van wat in kas was. Dit resulteerde in een opdracht van het Bestuur van de Kweekschool aan de Rotterdamse kunstenares Adri Blok (1919-1990) om een plastiek te ontwerpen dat aan de kale muur zou kunnen worden aangebracht. In het verslag over het cursusjaar 1961-1962 schrijft de directeur van de school, de heer De Boom: “Met vertrouwen en belangstelling zien we het resultaat tegemoet.” In het jaarverslag van het volgende cursusjaar schrijft De Boom: “Het door mejuffrouw Blok vervaardigde plastiek stelt een duiven-voerend vrouwtje voor omringd door zes duivenfiguren. Voor oud-Rotterdammers zal het een herinnering zijn aan het vrouwtje dat voor de oorlog op het Grote Kerkplein duiven voerde, maar het wil tevens of allereerst symboliseren de pedagogische motieven “zorg dragen voor” en “verzorgen”, die bij de opvoeding zo belangrijk zijn. De benodigde gelden werden bijeengebracht door oud-leerlingen ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan der school in 1957. De overdracht had in juni (1963) plaats bij monde van de heer Te Slaa, voorzitter van de Bond van oud-leerlingen.”
Het Duivenvrouwtje van Adri Blok heeft tot juli 2000 de muur van de aanbouw gesierd. Het cursusjaar 2000-2001 startte in een nieuw gebouw aan de Posthumalaan 90 op de Kop van Zuid. Het was al spoedig duidelijk dat er voor kunstwerken als het Duivenvrouwtje in het nieuwe gebouw geen plaats zou zijn. Het gebouw aan de Binnenrotte 85 kwam onder bewind van Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam (OBR) en zou te zijner tijd worden gesloopt voor nieuwbouw (De Hofdame). Het gebouw aan de Binnenrotte werd voor de grote vakantie van 2000 ontruimd. Een paar betrokken docenten (Huib van der Steen, Henk Barg en Arie Bijl) hadden de vrees dat er bij de aanstaande sloop met weinig prudentie zou worden omgesprongen met onder andere het plastiek van Adri Blok. Ze hebben het op een stille namiddag in de zomer van datzelfde jaar van de muur gehaald en het veilig gesteld door het op te bergen in een eigen garage. De school stond nog een paar jaar leeg, werd gekraakt door zwervers, maar eind 2002 en begin 2003 sloeg de slopershamer genadeloos toe. Het OBR had inmiddels lucht gekregen van de verdwijning van het beeldhouwwerk van Adri Blok en dreigde met een claim van 25.000 euro als het plastiek niet boven water kwam. Henk Barg leverde het persoonlijk in aan de Posthumalaan waarna het kunstwerk in handen is gekomen van het OBR rond 2002.
Na de herinrichting van het plein voor de Laurenskerk achtte Huib van der Steen het een mooi plan om het kunstwerk van Adri Blok aan te brengen op een van de muren van de aangrenzende gebouwen. Het terrein rond de kerk had immers een nauwe betrekking met de activiteiten van het Duivenvrouwtje in het verleden. Er begon een speurtocht die jaren heeft geduurd naar het plastiek van Adri Blok dat onder beheer was van het OBR. Huib van der Steen heeft alles op alles gezet om het boven water te krijgen. Het kunstwerk bleef onvindbaar. Brieven naar het OBR, burgemeester Aboutaleb, wethouder Laan, de gemeentelijke ombudsman mr. Zwaneveld leverden niets op. De PvdA stelde in een brief van 8 oktober 2012 schriftelijke vragen over het “verdwenen bronzen muurplastiek” aan het College van Burgemeester en Wethouders. In het Algemeen Dagblad van 10 oktober 2012 verscheen een artikel met als titel “Duivenvrouwtje blijkt spoorloos. Vergeefse speurtocht naar beeld”. Oud-collega Huib van der Steen gaf langzaam de moed op.
Eind november 2018 kwam als een totale verrassing mij een mailtje onder ogen dat er melding van maakte dat het Duivenvrouwtje bij toeval was teruggevonden in een depot op Zuid en nu een pand op de hoek van de Meent en Oppert in het centrum van Rotterdam siert. Dat bericht stemde me tevreden als oud-kwekeling en oud-docent aan de Kweekschool en ik ben meteen gaan kijken. Verdrietig is dat dit bericht voor mijn oud-collega’s Henk Barg en Huib van der Steen te laat is gekomen.
Arie Bijl, Gouda