Het is een eer hier vanmiddag namens het Centrum Beeldende Kunst Rotterdam aanwezig te zijn bij de herplaatsing van het kunstwerk Space Time I van Joost Baljeu (1925 – 1991) in de deelgemeente Prins Alexander. Niet eerder mocht ik zo’n monumentaal werk wederdopen. Voor monumentale werken van dit kaliber hadden we immers ons eigen monument, Hans Abelman, maar die verricht vandaag prachtig werk voor de Internationale Beelden Collectie.
Sinds 1989 kan de deelgemeente Prins Alexander beschikken over één van de meest markante werken van Baljeu: Space Time I. In het archief van het CBK Rotterdam wordt het object omschreven als een “stapeling kubussen met zwarte ribben”, voorzien van “beige rechthoekige platen”. Het materiaal wordt aangeduid als “stalen kokerprofiel en plaat”. Die omschrijving lijkt op de naakte definities waarmee Spinoza zijn filosofie vormgaf: altijd koel, strak, zakelijk en wiskundig. Dat de techniek van Baljeu “constructief” wordt genoemd, zal niemand verbazen. Ook de titel die hij aan het werk meegaf, Space Time I, lijkt even geometrisch als spinozistisch. Immers, achter de meetkunde, zo was de vooronderstelling in de 17de eeuw, gaan Gods gedachten van vóór de schepping schuil – of moderner, achter de meetkunde ligt slechts ruimte en tijd. Space/Time. En juist ruimte en tijd, zei een andere beroemde filosoof, zijn absoluut noodzakelijk voor het verkrijgen van kennis over onze werkelijkheid. Zonder inzicht in ruimte en tijd is iedere vorm van kennis, en daarmee vooruitgang, ten dode opgeschreven.
Zoals Spinoza’s wiskundige betoogtrant tot doel had de wetten van de natuur te ontrafelen, zo lijkt ook de constructieve methode van Baljeu een synthese van kunst en natuur na te streven. Natuurverschijnselen zijn immers niets meer en niets minder dan op elkaar inwerkende krachten en processen. En het is de taak van de kunstenaar, zo stelde Baljeu, die krachten op een geometrische wijze zichtbaar te maken. De kunstenaar presenteert zichzelf hier als realist en utopist: een betere samenleving kan slechts worden gerealiseerd, indien ons inzicht in de dingen klaar en helder is – inderdaad, zo klaar en helder als een wiskundige formule. Space Time I getuigt van dat inzicht.
Hoewel de recente geschiedenis die utopische droom even klaar en helder heeft ingehaald (met als culminatiepunt het jaar 1989, waarin de grote ideologieën bezweken onder hetzelfde gewicht dat ook de Berlijnse Muur uiteen deed vallen), verwijst het werk van Baljeu nog naar die hoopvolle en creatieve episode uit de geschiedenis van de twintigste eeuw. Space Time I, maar ook Space Time II, gelden als stollingen van het verlangen naar rechtvaardigheid; het verlangen naar inzicht in de wijze waarop de werkelijkheid, de natuur en de samenleving zich tot elkaar verhouden. Ook in ideologisch opzicht zijn de werken van Baljeu dus monumentaal te noemen.
Als er iemand moet worden genoemd die zich heeft ingespannen het werk van Baljeu in Rotterdam opnieuw in volle glorie te laten schitteren, dan is het Erwin van Duyn, de voormalige portefeuillehouder buitenruimte van de deelgemeente Prins Alexander. Kunst kan niet bestaan zonder pleitbezorgers en aficionados. Space Time I raakte helaas in de verdrukking door de uitbreiding van winkelcentrum Oosterhof en de herinrichting van het Prins Alexanderplein. Maar gelukkig heeft het werk nu een prominente plaats gekregen. Van Duyn redde ook Space Time II uit een troosteloze opslagloods van Eneco aan de Keileweg en haalde ook dit werk naar Prins Alexander. En daarmee beschikt de deelgemeente plots over twee monumentale werken van grote betekenis.
Centrum Beeldende Kunst Rotterdam feliciteert de deelgemeente met dit fraaie staaltje van openbaar kunstbezit en hoopt dat de beelden van Baljeu hier de aandacht krijgen waar ze recht op hebben. Ik zou willen besluiten met een citaat van Spinoza, waarvan ik denk dat hij ook kan worden toegepast op het constructivistische karakter van Space Time I en II: “Een ware voorstelling moet met het door haar voorgestelde overeenkomen”.