In april 2021 verscheen aan de Kralingse Plaslaan een abstract bronzen beeld: een stapeling van vijf holle vormen met openingen die verschillende kanten op wijzen. Grillige vormen zijn het, die je niet duidelijk kunt benoemen en dat is niet zomaar: Spacebulbs is de titel die het in 1965 kreeg van zijn maker, de Rotterdamse beeldhouwer Leendert Janzee (Gouda, 1940 – Rotterdam, 1972). ‘Bulbs’ is te vertalen naar bollen of bloembollen als een soort broedplekken voor aliens zoals in science fiction, een genre dat toen tegelijk opbloeide met de ruimtevaart die design, kunst en mode beïnvloedde. Janzees amorfe ruimte-bulbs zien er organisch uit, maar bevatten ook bruut zichtbare lasnaden als teken van het maakproces – niet die van een boetseerproces zoals gebruikelijk was in beeldhouwkunst tot die tijd, maar de littekens van een constructie in een industriële werkplaats.
Die verwijzing naar science fiction en ruimtevaart klinkt als Pop Art, de stijl die dan zijn intrede doet in Rotterdam. Janzee omarmt die gretig, op een eigen manier. Stilistisch zie je dat nog niet aan deze bronsplastiek af, dat heeft meer de beeldtaal van de bestaande abstracte beeldhouwkunst. Dat maakt dit beeld een schakel in zijn oeuvre, een aankondiging van een nieuwe richting. In 1964 exposeerde hij in de Keukenhof meer van deze ‘Spacebulbs’, twee jaar laten toonde hij bij Galerie Delta duidelijker popartachtige sculpturen zoals Fall-out Baby, van een grimmige gemuteerde baby met een extra ledemaat en gasmasker.
Volgens het boekje ‘Kunst in de Kijkerd’ was het dit beeld dat veel onbegrip opriep bij zijn buurtgenoten in Vreewijk, die er zijn atelier binnenvielen en grote vernielingen aanrichtten. Hij verhuisde naar een atelierpand aan de Molenwaterweg in de Provenierswijk, waar ook Bob Kemper, Toni Burgering, Johan Zevenbergen en anderen hun studio’s hadden. Ook hier werd zijn atelier een keer vernield, in 1971. Tegenslagen weerhielden hem er niet van om in zijn werk voortvarend nieuwe stappen te zetten. Rond 1967 begon hij zijn ‘meubelstukken’: assemblages van houtfineer dat hij afbiesde, laatjes gaf, beplakte met plakplaatjes en speelgoedbeestjes. In 1968 maakte hij Zuil, een beeldscherm met een elektrisch uitziende beeldlijn die middels geluid aan te sturen was. Het werk is opgenomen in de collectie van het Stedelijk Museum Amsterdam waar hij destijds in groepsverband exposeerde. Ook met Galerie Delta van galeriehouder Hans Sonnenberg, die een neus had voor de nieuwe Pop Art talenten zoals Woody van Amen en Jacob Zekveld, verkeerde hij in goed artistiek gezelschap.
In diezelfde jaren zestig werd in Rotterdam veel gebouwd, waarbij de gemeente kunstenaars opdrachten gaf om de nieuwe wijken en schoolpleinen te voorzien van kunst. Deze wederopbouwkunst diende om een buurt op te fleuren en de burgers te verheffen. Er werd een percentageregeling voor in het leven geroepen: ongeveer één procent van de bouwsom werd voor kunst gereserveerd. Bij scholen, waar kunst een culturele opvoeding diende, ontwierp Janzee in 1966-67 vier kunstwerken voor schoolpleinen in Ommoord en Prins Alexander. Drie ervan bestonden uit modulaire constellaties van betonnen prefab-elementen die hij stapelde, componeerde en beschilderde in genuanceerde kleurcombinaties. Daaruit blijkt zijn talent om abstracte kunstprincipes en speelwensen te combineren. De kunstwerken figureerden als speelplastiek en als decors voor schoolfoto’s, toch waren ze zichtbaar autonoom.
Tijdgenoten omschreven Janzee als een buitengewoon aardige, charmante man en een knappe verschijning. Maar onder die mooie buitenkant kampte hij met ernstige psychische problemen, naar verluidt deels veroorzaakt door alcohol en drugs. Zijn weduwe, de actrice Willeke van Ammelrooy, zei in 1976 dat hij in zijn betere jaren een stralend middelpunt was van welk gezelschap dan ook, maar in zijn latere tijd juist het tegenovergestelde bewerkstelligde en een gezelschap omlaag trok. In 1972 maakte hij een einde aan zijn leven. Hun dochter Denise Janzee maakte in 1990 een film over haar vader, ‘Schadembaab’.
Zoals zij daarin herinneringen aan haar jong gestorven vader bijeen sprokkelt, zo gingen vrienden van Janzee ook later nog op zoek naar restanten uit zijn kleine oeuvre en namen rond 2010 een van zijn kunstwerken uit Prins Alexander mee. Uit liefde voor zijn kleine oeuvre wilden ze dit behoeden voor verder verval en belandde het in een privétuin. Eén constellatie resteert nog op een schoolplein, weliswaar overgeschilderd in andere kleuren dan door hem bedoeld.
Spacebulbs heeft zelfs een halve eeuw op een schoolplein gestaan, tot het in een gemeentedepot belandde. In de 21e eeuw worden schoolpleinen heringericht volgens andere inzichten en eisen, zonder dit soort kunstwerken. Het is te danken aan betrokken bewoners van de Prinses Julianalaan dat Spacebulbs nu, mede dankzij het gemeentelijke project Wijkverrijkers, een tweede leven heeft gekregen en in goede staat opnieuw te bewonderen is.