Maandag 31 augustus landde het vliegtuig op Praag-Airport. Ik was op weg naar ‘HVH spol. sr.o’, een gerenommeerde bronsgieterij in oostelijk Tsjechië. Centrum Beeldende Kunst Rotterdam had mij een interessante opdracht gegeven. Filosoof en politicus T.G. Masaryk, de latere president van Tsjechoslowakije had tijdens de Eerste Wereldoorlog in Hotel Weimar op de Spaanse Kade – anticiperend op de ineenstorting van de Oostenrijks-Hongaarse Monarchie – zijn visie op het nieuw te vormen Midden-Europa ontvouwd voor een aantal vertegenwoordigers van de toenmalige geallieerden. Dubbel interessant. Hotel Weimar, de plek waar de toekomstige grenzen werden besproken, werd in mei 1940 gebombardeerd. Memorabel dus ook voor Rotterdam. Dat belangrijke gebouw uit vervlogen tijd kan eveneens in beeld worden gebracht, bedacht ik me. Wat een mooie bijvangst! Bovendien bestaat Tsjechoslowakije niet meer als één land. Tamelijk beschaafd werd na de opheffing van de USSR besloten om als onafhankelijke landen voort te gaan.  Ook een mooie geschiedkundige factor. De contouren van dat tweeledige land moeten ook in het zicht. Kortom: Zicht op de Spaanse Kade, historisch geladen, gezien vanaf het brughoofd bij het Witte Huis. Dat was de geëigende plek.

 

Ik voelde me meteen lekker in deze opdracht. Mijn moeder is half Sloveens, mijn grootvader Matije Jama was een van de vooraanstaande kunstenaars in Slovenië. Toen ik in 1965 voor het eerst in Ljubliana kwam, voelde ik me onmiddellijk thuis. De geur, dat prettige gerommel, de architectuur, het licht. Het was me vertrouwd, ik kende het van de schilderijen van mijn grootvader en de geest van mijn moeder, die muziek componeerde en heel goed piano speelde. Strikt op de tik van het metronoom maar toch met wisselende tempi, zoals alleen een Slavische dat kan. In mijn latere leven schreef ik met mijn vrouw Barbara Starzynska het boek Oswiecim/Auschwitz, over de planologische en architectonische betekenis van de concentratiekampen voor de stad Oswiecim en de regio. De Slavische geest, het Midden-Europa zit in mij gebakken. Ik herken de emotie, de melancholie, de ironie van het geroezemoes met een onderliggende betekenis, alsook de tijdelijke oplossingen met een eeuwigheidswaarde.

 

Het was 35 graden in de schaduw; ik had geen zin in een huurauto, en besloot met de trein te gaan. Onderweg mooie oude stationnetjes, de trage tijd, de afwezigheid van haast. Na een uurtje werd ik door drie mannen omringd. Ze lieten een worst, waarin de knoflook niet was geschuwd, rondgaan. In de hitte kwam het kruidige karakter tot volle wasdom. Of ik ook een stukje wilde. Ik ben vegetariër loog ik in mijn Van-Gaal-Duits. Wel hebben we nog een flink biertje gedronken. Tegen de avond belandde ik als een gelukkig man in Hotel Katinka in Hostinné en at daar de lekkerste gebakken forel ever.

 

Vroeg in de ochtend werd ik opgehaald door Pavel Horak, de zoon van de eigenaar van de bronsgieterij, die me, vergezeld door zijn vader, door het bedrijf leidde. Het beeld van T.G. Masaryk wilden ze graag maken; Pavel is naast bronsgieter ook historicus. Ik zag dat het bronsdeel van het Masaryk-monumentje bij hun in goede handen was. Er wordt daar met devote ernst gewerkt, men verstaat daar een vak. Bijna niet meer van deze tijd. Vroeger was alles beter. (Behalve de tandarts).

 

Weer in Nederland besprak ik het staaldeel van het monument met Dick van Campenhout, de directeur van het gelijknamige constructiebedrijf. Ook een mooi bedrijf met vaklui die gewend zijn om ontwerpen om te zetten in substantie. Ze maakten de zuil en de diakijker die zicht biedt op een vervlogen bouwwerk. De herinnering wordt levend gehouden.