Dit kunstwerk ligt in de Albrandswaard, dus feitelijk niet in gemeente Rotterdam, maar is toch het vermelden op onze website waard. Omstreeks 1990 woedde er een conflict in het mooie kerkdorp Rhoon, net onder de rook van Rotterdam. De bekende dichter en cultuurhistoricus Jacobus ‘J.W.’ Oerlemans, tevens hoogleraar aan de Erasmus Universiteit, woonde in Rhoon en voerde actie tegen de komst van een distributiepark van het Havenbedrijf Rotterdam, aan de grens met het dorp en het landschap van de Albrandswaard. Het nieuwe ‘Distripark’ – een bedrijfsterrein voor logistieke dienstverlening en distributieactiviteiten ten behoeve van grote containerterminals – zou een geweldige geluidsoverlast veroorzaken en werd door bewoners ook in esthetisch opzicht als een aantasting van het landschap en dorpsgezicht beschouwd. Na een periode van burgerlijke ongehoorzaamheid en juridisch getouwtrek werd uiteindelijk met het Havenbedrijf een compromis bereikt in de vorm van een gigantische geluidswal. Vervolgens werden landschapsontwerper Roel Bakker en Hans Abelman van CBK Rotterdam ingeschakeld. Als kunstenaar werd Krijn Giezen geselecteerd. Beinvloed door het anarchisme van Fluxus en gefascineerd door het spanningsveld tussen de natuur en de mens, was Giezen een pionier van de ecologische kunst in Nederland. Hij woonde en werkte vanuit een kasteel aan de kust van Normandië. Zijn Spartaanse levenshouding en teruggetrokken bestaan kwamen niet uit defaitisme voort, maar boden hem een mogelijkheid ‘het wezenlijke van de natuur’ en ‘het menselijke handelen’ in een nieuw evenwicht te plaatsen. Landschapsontwerper Roel Bakker had een aantal ‘natuurlijke’ begrenzingen in het landschap tussen de haven en het dorp ontworpen, maar kon voor het laatste ‘gat’ geen oplossing vinden. Hij realiseerde zich dat een mogelijk geluidsscherm aan het einde van de Molendijk in Rhoon zo hoog zou worden, dat het dorp met een ‘visuele ramp’ zouden worden opgezadeld. Was er ook een object denkbaar dat niet alleen over voldoende ‘akoestische eigenschappen’ zou beschikken, maar ook ‘belevingswaarde’ kon toevoegen aan het dorp en het landschap? Krijn Giezen reageerde met het ontwerp van een nieuw ‘landschap’. Na in zijn atelier vellen vol te hebben getekend, kwam hij met het idee het landschap te verpakken in een kooiconstructie van matten van betonvlechtijzer. In de volledige onderheide constructie werd eerst puin gestort, onder meer afkomstig van een gesloopte buurt in Hoogvliet. Vervolgens werden ook aarde, plantenresten en ander organisch afval aan de massa toegevoegd. Het resultaat was een 300 meter lang, 6 meter hoog, slingerend en rechtopstaand landschap, dat juist tot leven leek te zijn gewekt. ‘Zijn schepping is niet af, maar leeft, zal voorspelbaar en onvoorspelbaar veranderen, groeien, begroeien, bemossen,’ schreef een verslaggever. ‘De zonkant zal zich anders ontwikkelen en kleuren dan de schaduwzijde [en] in de ruimtes tussen de brokken puin zullen de vogels zich nestelen. Inderdaad, Het verpakte landschap, zoals de muur werd genoemd, was even monumentaal als fenomenaal – een ‘autonoom’ kunstwerk als biotoop, een tot plaats en overgangsgebied gemaakte scheiding. (Bron: Beelden. Stadsverfraaiing in Rotterdam sinds 1940, blz. 386-387).